European Realities – Schilderkunst 1919 … 1939

  • Door VVMA
  • 20 oktober 2025
  • 0
  • 93 Views

Precies 100 jaar na de baanbrekende tentoonstelling Neue Sachlichkeit (1925) laat Museum MORE van 11 oktober tot 1 februari 2026 bijna tachtig neorealistische topstukken zien uit twintig landen. Deze internationale tentoonstelling is allesbehalve een reprise, maar biedt een nieuwe blik op het realisme in Europa tussen de Wereldoorlogen. In samenwerking met Kunstsammlungen Chemnitz – Museum Gunzenhauser in Duitsland brengt MORE grote namen en vergeten stemmen voor het eerst op deze schaal bijeen in Nederland. Met kunstenaars afkomstig van Finland tot Spanje en van Hongarije tot Engeland, met werk van onder anderen Otto Dix, George Grosz, Meredith Frampton, Aleksandra Beļcova, Lotte Laserstein, Ángeles Santos Torroella en Gerda Wegener. Ontdek het rijke spectrum aan realistische portretten, stadsgezichten en stillevens, aan schilderkunst tussen stilte en storm.

 “We zijn trots dat we het tienjarig bestaan van Museum MORE mogen markeren met deze bijzondere samenwerking met Kunstsammlungen Chemnitz – Museum Gunzenhauser”, zegt  algemeen directeur Maite van Dijk. “Het ambitieuze plan om de mooiste realistische schilderijen uit het interbellum in Europa samen te brengen, is een langgekoesterde wens die naadloos aansluit bij onze missie. MORE richt zich op realistische kunst uit de twintigste en eenentwintigste eeuw. En de kern van onze collectie bestaat uit de grote Nederlandse realisten van de jaren 1920 en 1930. Met eerdere tentoonstellingen als For Real: Britse realisten uit de jaren ’20 en ’30 (2019), Nové Realismy: TsjechoSlowaaks realisme 1918 … 1945 (2022) en Naïef realisme: van Rousseau tot Grandma Moses (2023) draagt het museum bij aan de groeiende belangstelling voor en kennis over het realisme uit de twintigste en eenentwintigste eeuw.”

Nieuw realisme in woelige wereld

Realisme in de kunst stond lange tijd gelijk aan ouderwets, klassiek of zelfs reactionair. Toch laat juist de periode tussen 1919 en 1939 een ander beeld zien. In het roerige interbellum ontstond overal in Europa een vernieuwende realistische kunst die radicaal brak met voorgaande (figuratieve) kunststromingen. Neorealisten grepen niet zozeer terug op een nostalgisch verleden, maar wilden juist het hier en nu van hun eigen tijd zo helder en waarachtig mogelijk vastleggen. Bovendien leek de abstracte beeldtaal uit de jaren 1910 voor sommigen niet in staat uitdrukking te geven aan de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog, verontrustende sociaal-politieke ontwikkelingen, een nieuw mensbeeld, en een andere intieme binnenwereld.

Baanbrekend

Kunstenaars uit heel Europa, op zoek naar nieuwe uitdrukkingsvormen, maakten kennis met elkaars werk, trokken naar artistieke hotspots zoals Parijs, Berlijn of Rome, wisselden ideeën uit en namen die weer mee terug naar hun thuisland. Het resultaat van deze grensoverschrijdende dynamiek laat zien hoe internationaal de herontdekking van figuratie werkelijk was, en ook hoe veelzijdig. Deze jonge kunstenaars vormden, met alle diversiteit van hun nieuwe realismen, de avant-garde van hun generatie.

Italië, Frankrijk en Duitsland waren de motoren van deze beweging die toonaangevend en dominant werd in de loop van de jaren 1920 en 1930. De invloed van stromingen zoals Pittura Metafisica en Novecento Italiano reikte tot ver buiten Italië. Realistische schilderkunst kon raadselachtige en vervreemdende kenmerken krijgen, en zich richten op monumentale onderwerpen. In Parijs kwam het classicisme tot bloei: de retour à l’ordre die rust en harmonie zocht na de oorlog. In Duitsland gaf Gustav Friedrich Hartlaub’s baanbrekende tentoonstelling Neue Sachlichkeit (1925) een naam aan een brede stroming, van sobere, waarheidsgetrouwe schilderkunst tot messcherpe maatschappijkritiek van Otto Dix en George Grosz.

Meredith Frampton, Marguerite Kelsey, 1928, Presented by the Friends of the Tate Gallery 1982 © Tate

Eigen beeldtaal

Maar ook buiten deze centra bloeide een waaier aan nieuwe realismen. In Groot-Brittannië zetten kunstenaars als Meredith Frampton en William Roberts een frisse toon, balancerend tussen fotografieachtige precisie en sociaal engagement. In Oost-Europa gingen landen hun eigen weg: Hongaarse en Poolse kunstenaars zochten aansluiting bij eigen tradities, terwijl Letland een ‘post-expressionistisch realisme’ ontwikkelde. Kunst werd ook ingezet als middel tot nationale identiteit in nieuwe staten als Joegoslavië en Tsjecho-Slowakije. In Nederland werd het neorealisme de stijl van kunstenaars als Pyke Koch, Carel Willink en Charley Toorop, die internationale invloeden vertaalden naar een geheel eigen beeldtaal.

Een precieze einddatum voor dit ‘nieuwe realisme’ is lastig vast te pinnen. In Duitsland volgde een omslag na 1933, toen de nazi’s deze vorm van voorhoedekunst bestempelden als ‘ontaard’. In Nederland en andere landen bereikte het juist nog een hoogtepunt tot de Tweede Wereldoorlog de kunstproductie stillegde.

Veelstemmig

Eerdere overzichtstentoonstellingen legden vaak de nadruk op West-Europese, mannelijke kunstenaars. Inmiddels is dat beeld sterk verbreed, met meer aandacht voor Midden- en Oost-Europa en vrouwelijke makers. Een tentoonstelling zoals European Realities bewijst hoe rijk, divers en actueel deze (schilder)kunst is. En het toont ook dat het realisme in het interbellum geen eenduidige stijl was, maar een veelstemmige beweging die grenzen oversteeg. Het roept op tot een bredere visie op de kunstgeschiedenis – een die oog heeft voor verschillen, overeenkomsten en vergeten stemmen.

Boek

Bij Waanders Uitgevers verschijnt een rijk geïllustreerd boek, in het Nederlands/Engels met een inleiding op de tentoonstelling door Anja Richter en Florence Thurmes en een essay van Julia Dijkstra.

Fortunato Depero, The New Babel (Scenario Plastico Mobile), 1930, Museo di Arte Moderna e Contemporanea di Trento e Rovereto (Mart), Fondo Depero ©Pictoright

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *